Interview met Ryan Djojokarso regisseur van WINTER/21/J.
19 september 2024
Ryan Djojokarso: ‘Ik hoop dat mensen via mijn voorstellingen naar zichzelf en hun eigen gedragingen kijken’
Theatermaker Ryan Djojokarso wilde de witte man beter begrijpen. Hij zag hoe de witte man in de nasleep van Black Lives Matter in een identiteitscrisis raakte, als een soort bedreigde diersoort: ‘Alles om hem heen, al zijn privileges, werden ineens bevraagd. Wat is man-zijn nog, hoe mannelijk mag je zijn? Het leek me best veel op het bordje van de witte man.’
Ryan Djojokarso (1983) studeerde aan de danscacademie van Codarts in Rotterdam en werkte daarna onder meer onder de vleugels van Korzo, Scapino Ballet Rotterdam en Conny Janssen Danst. Vorig jaar richtte hij stichting LIBI op, waarmee hij interdisciplinair werk creëert om verbindingen tussen culturen en groepen te leggen. De eerste voorstelling die hij onder die stichting produceerde, Winter/21/J., werd meteen door de Nederlandse Toneeljury geselecteerd als een van de beste voorstellingen van het afgelopen seizoen.
Winter/21/J. is een theatraal portret van de witte man (vertolkt door de jonge danser Oliver Wagstaff) in al zijn toxische mannelijkheid, die zijn privileges en de fundamenten onder hem ziet verdwijnen door maatschappelijke ontwikkelingen. De Toneeljury noemt het een ‘ontregelende en ambigue solo’ die onderzoekt hoe giftige mannelijkheid zich manifesteert in de huidige samenleving: ‘Djojokarso levert een artistiek krachtig en maatschappelijk zeer urgent theatraal document af. In Winter/21/J. zet Djojokarso vraagtekens bij de (belevings)wereld van de witte stereotype man, die vastgeroest zit in zijn eigen privileges. De kernvraag is ‘Wat betekent het anno nu om een “bedreigde” man te zijn?’ De voorstelling valt op door het sterke spel van Oliver Wagstaff, en de krachtige aanwezigheid van een zwart vrouwenkoor.’
Djojokarso: ‘Ik wilde via deze voorstelling de witte man leren kennen. Ik geloof erin dat je nooit iemand kan begrijpen als je hem niet leert kennen, dus dat geldt hier ook voor. Zelf ben ik Javaans, Surinaams en homoseksueel, dus sommige gedragingen zal ik simpelweg nooit snappen, maar ik wilde een poging doen om de gedachten en de strubbelingen in het hoofd van deze soort, de witte man, te doorgronden.’
Daarvoor ging hij op zoek naar raakvlakken. ‘Ergens begrijp ik de reflex van het vasthouden aan wat je altijd geleerd hebt. Als iemand ineens gaat tornen aan jouw moraal of jouw codes gaat bevragen, dan raak je uit evenwicht. Je wordt wankel, schiet in een reflex van weerstand. Dat mechanisme herken ik: zelf ben ik op mijn vijftiende vanuit Suriname naar Nederland verhuist, ik kwam met heel andere codes en regels hierheen, ik ben ook wankel gemaakt. Als ik niet open had gestaan voor verandering, was ik nooit geweest waar ik nu ben. Als je niet openstaat voor de steeds veranderende wereld waarin we leven, doen we niet alleen onszelf tekort, maar ook anderen.’
Djojokarso maakte de voorstelling niet om een schuldige aan te wijzen, benadrukt hij meermaals. ‘Met een vingertje wijzen vind ik als maker en als persoon niet interessant. De polarisatie is een gegeven, die bestaat en groeit, maar volgens mij moeten we juist in gesprek met elkaar. Dus wat ik als kunstenaar wél kan doen en wat ik interessant vind, is om mensen een spiegel voor te houden. Ik hoop dat ze via mijn voorstelling naar zichzelf en hun eigen gedragingen kijken, en zich realiseren: dit is ook de wereld waarin we leven. Wat wij standaard, clichématig of stereotyperend gedrag vinden, kan giftig zijn en kwetsend voor anderen.’
Winter/21/J. is volgens de jury een ‘wonderschone, rauwe ervaring, die ruimte schept voor confrontatie en ongemak en daarin grote waarde vindt’. Djojokarso: ‘Na afloop van de voorstelling is het vaak muisstil. Het is heel confronterend voor veel mensen, de voorstelling heeft tijd nodig om in te dalen, pas na een biertje of drie of de volgende dag komen de woorden.’
Met zijn werk hoopt Djojokarso voorbij te gaan aan vastomlijnde disciplines: in Winter/21/J. gaat hij bewust op zoek naar dwarsverbanden tussen dans, taal en zang. ‘Ik word vaak weggezet als dansmaker, terwijl ik mezelf niet zo zie. Ik kan wel choreografieën maken en heb veel gewerkt met dansgezelschappen, maar ik wil juist interdisciplinair werk maken. Dans – of fysicaliteit, beweging – is voor mij de basis, maar vanuit daar ga ik op zoek naar alle mogelijke tussengebieden. In het theaterveld wordt nog heel veel in die hokjes gedacht, ook al proberen we daar al jaren aan te ontkomen, dus het kost altijd veel energie om uit te leggen dat je buiten die bestaande kaders denkt en werkt. Dus deze selectie zie ik ook echt als een erkenning van de interdisciplinariteit waarnaar ik op zoek ben.’