Wie is wie… van de Toneeljury? Han van Wieringen
1 april 2021
Han van Wieringen: ‘Wat kunst kan doen, is zeggen: je bent niet alleen. Wat jij voelt, wordt gevoeld’
Ieder jaar selecteert De Nederlandse Toneeljury de meest indrukwekkende voorstellingen van het theaterseizoen. Wie zit er eigenlijk in de Toneeljury? En wat is voor hen de noodzaak van theater? Voor toneelschrijver en -criticus Han van Wieringen is een voorstelling indrukwekkend als hij door het kijken een nieuwe gedachte krijgt aangereikt. En daarnaast: ‘Ik wil geraakt worden, ik ga aan op het onverwachte, het tegenstrijdige, het verwarrende, het tedere.’
‘Het gaat goed! Druk! Wat zie je veel voorstellingen als je in de jury zit.’ Aan de lijn hangt Han van Wieringen: theaterschrijver, criticus en sinds dit seizoen lid van de Nederlandse Toneeljury. En dat bevalt. ‘Ik zie dingen die ik uit mezelf nooit gezien zou hebben. Een enorme verrijking.’
Als toneelschrijver schreef Han van Wieringen (1982) voor een hele trits gezelschappen, waaronder Theater Oostpool, Frascati Producties en Nineties Productions. Ook vertaalt hij en publiceert hij proza en poëzie en schrijft hij beschouwende stukken over literatuur (NRC) en toneel (De Groene Amsterdammer). Op dit moment werkt hij aan de science fiction trilogie ‘Er is iets met de tijd aan de hand’ en aan een filmproject in samenwerking met Michiel van Erp.
Toen hij opgroeide ging hij met zijn gezin regelmatig naar het theater. Een voorstelling die hij nooit zal vergeten is Hamlet van De Trust. ‘Ik was een jaar of dertien, en ik weet nog hoe indrukwekkend ik het vond. Ik las altijd al veel als kind, maar dat is toch best een eenzame ervaring. Ik ontdekte dat theater het literaire kon combineren met een gezamenlijke ervaring. Ik dacht toen gewoon meteen: dit is voor mij. En ja, Hamlet, daar kon ik wel wat mee als dertienjarige. Denken dat iedereen gek is en jij het weet, het gevoel dat jij alle last moet dragen en alle anderen voor de gek kan houden: een goede puberfantasie.’
Van Wieringen wilde als tiener archeoloog worden. Hij studeerde enkele jaren Oudheidkunde aan de Vrije Universiteit, totdat een vriendin hem wees op de opleiding Writing for Perfomance aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, waar studenten in vier jaar worden opgeleid tot toneelschrijver. ‘Echt iets voor jou, zei ze: jij bent altijd aan het schrijven, en daar kun je vier jaag lang aanrommelen. En daar houd ik echt veel van: aanrommelen.’
Tijdens de schrijfopleiding raakte hij onder meer verbonden met het oeuvre van toneelschrijver Sarah Kane. ‘Ik had zelf veel woede en donkerte in me, dat resoneerde heel sterk met die stukken. Ik herinner me Crave in regie van Marcus Azzini, in De Brakke Grond. Met Sanne den Hartogh die wel dertig truien aanhad. Wat zo’n tekst kan doen, wat kunst kan doen, is zeggen: je bent niet alleen. Wat jij voelt, wordt gevoeld.’
Heb je getwijfeld toen je gevraagd werd voor de Toneeljury?
‘Geen moment. Ik dacht meteen: dit ga ik doen. Als je voor zoiets gevraagd wordt, zie ik dat als een eer, én een plicht.’
Kijk je als jurylid op een andere manier naar voorstellingen?
‘In principe niet. Ik probeer me te laten raken zoals ik me altijd wil laten raken als ik in de zaal zit, en dat goed te documenteren, zodat je steeds kan toetsen: hoe verhoudt deze voorstelling zich tot alles wat we al gezien hebben? Want naderhand moet je er met de andere juryleden over in gesprek.
‘Die gesprekken probeer ik zo open mogelijk en met een grote gevoeligheid te voeren. Je wil je eigen gedachten niet uit het oog verliezen, maar ook openstaan om je te laten overtuigen door de ander. En dat is makkelijk, als iemand anders zijn eigen ervaring open en eerlijk met je deelt, want dan kan je haast niets anders dan je daarvoor openstellen.
Wat versta je onder een ‘indrukwekkende’ voorstelling?
‘Ja, goeie vraag. Ik neem dat woord heel serieus. Het is iets anders dan ‘de beste voorstelling’, dat maakt het gesprek erover zo leuk. Het feit dat we de indrukwekkendste voorstellingen moeten selecteren, stelt ons in staat om veel grilliger en onverwachter te kiezen. De gesprekken erover worden boeiender, want indruk gaat expliciet óók over diegene op wie het gemaakt wordt.
‘Zelf hou ik van hoe denken echt tastbaar gemaakt kan worden op toneel. Als een voorstelling een onverwachte, nieuwe manier van denken aanreikt, ben ik sowieso onder de indruk. Ja, wanneer is een voorstelling indrukwekkend? Het is een lijst van dingen. Ik wil ook geraakt worden, en ik ga aan op het tegenstrijdige, het verwarrende, het eenzame, het tedere.’
Hoe voeren jullie in de Toneeljury het gesprek over de genderverdeling van de Toneelprijzen?
‘Daar zijn we hard mee bezig, maar dat gaat niet zo snel. Waarom niet? De tijden veranderen, maar onderdeel van een instituut is juist een zekere onveranderlijkheid. Logisch dus dat instituten niet meteen mee-veranderen met de inzichten die uit de samenleving komen.
‘Ik wil van binnenuit helpen om daar verandering in brengen, om dit instituut naar het nu te halen zonder dat ze aan autoriteit hoeft te verliezen, want dat is denk ik vaak de angst: dat er in verandering iets wezenlijks verloren gaat. En dat is niet zo, er komt juist iets bij.’
Jullie selecteren aan het eind van het seizoen de tien meest indrukwekkende voorstellingen. Wat hoop je dat er over jullie selectie gezegd wordt?
‘Ik hoop dat ze zeggen dat het een wilde, grillige en levendige lijst is. Een lijst die de veelzijdigheid en de veelkantigheid van ons theater goed weergeeft.’