Wie is wie… van de Toneeljury? Peter Hendrikx
11 juli 2024
Ieder jaar selecteert De Nederlandse Toneeljury de meest indrukwekkende voorstellingen van het theaterseizoen. Wie zit er eigenlijk in de Toneeljury? En wat is voor hen de noodzaak van theater? Voor Peter Hendrikx, sinds seizoen 2023-2024 lid van de Nederlandse Toneeljury, is theater in het huidige gepolariseerde klimaat noodzakelijker dan ooit: ‘Theater kan ervoor zorgen dat waar je eerst in tegenstellingen dacht, je gaandeweg veel meer gelijkenissen ontdekt.’
‘Ik begreep er helemaal niets van, maar het is me toch bijgebleven.’ Met die woorden, die veel theatertoeschouwers zullen herkennen, blikt Peter Hendrikx terug op zijn eerste theaterherinnering. Hij was een jaar of zeven en in zijn geboortedorp in Vlaanderen werd een bewerking van Peer Gynt opgevoerd: toeschouwers zaten rondom het podium waarop de personages getransformeerd waren tot magische boswezens. ‘Heel indrukwekkend. Toen wist ik al: dit wil ik ook gaan doen.’
Hendrikx is directeur van Theater aan de Rijn en De Nieuwe Oost in Arnhem én sinds dit seizoen jurylid van de Nederlandse Toneeljury. Maar zijn route naar de theaterwereld is ‘via de nodige omwegen’ gegaan. Aanvankelijk was hij vooral gericht op muziek: hij speelde in bandjes, schreef nummers en maakte albums. Hij studeerde Germaanse talen in Leuven en Brussel en werd nog voor zijn afstuderen gevraagd door Villa Basta, een creatieve vrijplaats in het Vlaamse Limburg, om daar de podiumkunstentak uit te bouwen. Al snel werd hij daar ook directeur.
Ondertussen liet hij zich bijscholen aan de Toneelacademie Maastricht. Een tijd lang combineerde hij het produceren en het regisseren. ‘Ik ontdekte dat ik veel meer plezier en voldoening haalde uit dingen mogelijk maken, het helpen en ondersteunen van anderen en het scheppen van randvoorwaarden voor theater.’
Later belandde hij bij het Krokusfestival, het toonaangevende, internationaal georiënteerde jeugdtheaterfestival in Hasselt. ‘Daar ontdekte ik iets wezenlijks over kunst en theater. Ik kom uit een klein dorp, voor mij was de kunstwereld lange tijd iets waartegen ik opkeek, ik had het gevoel dat het niet van mij was en dat ik moest leren om het te begrijpen. Maar daar ontdekte ik: kunst is een meervoudig begrip, het is niet iets wat je op een gegeven moment begrijpt of doorgrondt. Wie jij bent als mens en toeschouwer en welke ervaring jij meeneemt naar de zaal, bepaalt wat kunst met je doet, wat kunst voor jou betekent en hoever de betekenis van een voorstelling voor jou reikt.’
Twijfelde je toen je werd gevraagd om zitting te nemen in de Toneeljury?
‘Eerlijk gezegd, moest ik wel even nadenken. De Toneeljury associeerde ik vooral nog met een instituut dat met prijzen en selecties een achterhaalde tegenstelling tussen goede en slechte kunst in stand houdt. Hadden ze me tien jaar geleden gevraagd, dan had ik waarschijnlijk geen ja gezegd.
‘Maar de Toneeljury vaart al enkele jaren een andere koers, die ik spannend en waardevol vind. De afgelopen maanden in de jury waren enorm leuk en uitdagend. We voeren een breed gesprek, waarbij het heel expliciet niet gaat over de beste voorstellingen van het seizoen, maar de meest indrukwekkende voorstellingen. Dat schept veel ruimte voor die meervoudigheid van kunst.’
En wanneer is iets voor jou persoonlijk een indrukwekkende voorstelling?
‘Als op de een of andere manier mijn denken in de war wordt gebracht. Als makers mijn idee over hoe ik de wereld om me heen denk te begrijpen, toch weten te kantelen. Ik herinner me een drieluik van Romeo Castellucci op Festival Avignon, gebaseerd op Dantes Goddelijke komedie. Het ging over misbruik van een achtjarig jongetje, en ik vond de voorstelling aanvankelijk heel naar en irritant. Pas in de maanden nadat ik de voorstelling had gezien, ontdekte ik dat het ongemak dat ik ervoer, bijdroeg aan de zeggingskracht van de voorstelling. Niet dat ik alles eerst vervelend moet vinden om het daarna pas goed te vinden: een humoristische voorstelling kan dezelfde impact op me hebben.’
Is er een voorbeeld uit jullie selectie van 11 meest indrukwekkende voorstellingen, waar je een vergelijkbare ervaring had?
‘Met SPAfrica laat Julian Hetzel op confronterende wijze zien hoe empathie niet zozeer aantoont hoe meelevend wij zijn, maar dat het ook kan werken als een moreel excuus voor je eigen gedrag – waardoor je vervolgens je handelen niet hoeft aan te passen. Door het geniale idee – water dat je koopt met je eigen tranen – werd dat mechanisme haarscherp duidelijk gemaakt. Een heel slimme, doortrapte voorstelling, die op verschillende lagen het thema van racisme, uitsluiting en ongelijkheid over het voetlicht brengt. Als publiek ontkom je er niet aan om naar jezelf te kijken: wat doe ík eigenlijk, welke problematische mechanismen zijn er binnen mij van kracht? Je komt er niet ongeschonden uit.’
Hoe kijk je vooruit op het komende theaterseizoen, in een politiek klimaat waarin de kunsten het niet gemakkelijk zullen krijgen?
‘Toen het nieuws van de verkiezingsuitslagen binnenkwam, waren we als jury inderdaad wel even geschrokken. Persoonlijk maak ik me meer zorgen over wat dit voor de polarisatie binnen de samenleving betekent, dan voor de toekomst van de podiumkunstensector. . En ik ervaar een grote strijdlust. Ik ben ervan overtuigd dat er meer dan ooit behoefte zal zijn aan plekken waar we met verschillende ideeën en verbeelding in contact komen.
‘Theater is een plek waar je je overlevert aan een andere wereld, die misschien niet de jouwe is en die bevolkt kan worden door mensen die ver van je afstaan. Maar theater is vervolgens ook de plek die ervoor kan zorgen dat waar je eerst in tegenstellingen en verschillen dacht, je gaandeweg veel meer gelijkenissen en parallellen ontdekt. Een plek waar we in gezamenlijkheid kunnen nadenken over waar we als samenleving zijn, én wie we als individu binnen die samenleving willen zijn.’
Hebben jullie daar als jury ook een rol in?
‘Ik hoop dat we als jury het komende seizoen dat gesprek centraal kunnen stellen: het moet niet alleen gaan over de esthetische waarde van kunst, maar onze selectie en nominaties kunnen ook voeding bieden aan het belangrijke gesprek over waar we ons naartoe willen bewegen, als maatschappij en als individu.’